dinsdag 3 januari 2017

Hallo, 2017.

Van oud naar nieuw is altijd vreemd voor mij. Ik ben niet echt iemand die om nummers geeft, of het nu om leeftijd, postcode of een feestdag gaat. Hoewel ik van een postcode het nut wel in zie. Elke dag is voor mij een beetje hetzelfde. En neen. Ik bedoel dat helemaal niet melancholisch. Verre van zelfs. Elke dag is nieuw. Het moment van net is vervlogen, en de wereld heeft zich ge-recreëerd in de volgende seconde. Wat net was ligt onbereikbaar achter ons in een andere tijd. Vloeien wij door de tijd of de tijd door ons? Wat ligt er buiten het ‘nu’? Alles is nieuw, want net was het anders. Altijd. En dat op zich is een klein wonder. Een vreemde manier om de wereld te bekijken misschien, maar desalniettemin een manier die lichtjes verward geraakt bij het vieren van een datum. Ik had het er vanmorgen nog over. Wat vieren we eigenlijk bij oud-naar-nieuw? Hoera, we hebben het overleefd? Hoera, het is voorbij?
Hoera, goede voornemens voor één dag?
Wat maakt deze dag feestelijk en gisteren niet? Goed, men kan niet altijd feest vieren, dat is misschien al een reden om enkele dagen boven andere uit te kiezen, en toch. Als we leven zoals we zouden willen leven, zouden we dan niet elke dag moeten vieren, of toch een reden hebben om te vieren? Al was het maar met een glimlach naar een onbekende. Op zich een leuk experiment. Gisteren, de laatste dag van het jaar. Door omstandigheden genoodzaakt, zocht ik mijn weg over een overvolle parking richting de supermarkt in het dorp. Ik had een paar kleine dingen nodig. Andere mensen hadden veel dingen nodig. Ik had al besloten er het beste van te maken. Iedereen die oogcontact maakte werd, gewild of niet, getrakteerd op een brede glimlach. Na vijftien minuten binnen had ik bijna de slappe lach, en of het nu puur perceptie was of toch iets anders; ik was niet meer alleen. De integraal fronsende en grommende menigte ellebogen was een heel klein beetje veranderd. Hier en daar keek er iemand al terug met een glimlach, al dan niet verward, zich waarschijnlijk afvragend vanwaar ik ontsnapt was, of wat ik had genomen.
Ik ben zelden zo goed gezind een winkel uit gewandeld. En dat had weinig te maken met anderen. Zelfs een soort van zelf-opgelegde vrolijkheid stemt blijkbaar vrolijk. En de verwarring op de gezichten, die natuurlijk ook.
Oudejaar was gezellig en verrassend laat. Hoewel eerlijkheid mij noopt hieraan toe te voegen dat ‘verrassend laat’ eerder te maken had met bepaalde factoren en niet echt met een uur. Hoe dan ook, het was laat genoeg toen ik de slaap zocht. Ik word wakker, maar het kost moeite. Waarom, vraag ik mij af in dat vage gebied tussen diepe slaap en gedwongen ontwaken. Dan hoor ik het. De telefoon gaat beneden. Vastbesloten die te negeren draai ik mij om, dieper de dekens in. Het rinkelen jengelt verder, zeurend bij dat schuldgevoel dat eigen is aan deze tijd wanneer we telefoons proberen negeren. Ik werp een blik op de klok. 07u en nog wat. Ik hoef echt niet verder te kijken dan die eerste twee cijfers. Forget it, denk ik met enig venijn. Het rinkelen stopt. En begint naar mijn gevoel bijna onmiddellijk opnieuw. Ik vloek, soms doet dat goed, zo ‘s morgens vloeken als de schuld u plots bekruipt dat er echt iets is. Een noodgeval? Met moeite sleep ik mij naar beneden. Koude tegels bijten in mijn blote voeten. Het is koud. En ik maak mij zorgen om wie er belt en waarom. Want laat ons eerlijk zijn… Het is 1 Januari, om om dit uur iemand uit bed te zetten, daar is maar beter een heel goede reden voor. Terwijl ik er met slaap-schorre stem een ‘Hallo’ probeer uit te wringen hoor ik de onverantwoord vrolijke stem van de antwoordapparaat-dienst van ons telefoonnet. “Iemand heeft U een boodschap achtergelaten die U gratis wordt afgeleverd d-” Er zijn op zich weinig dingen die mij op slag in een zelden-gezien-rot-humeur brengen, maar één van die dingen is mij zonder goede reden uit mijn bed zetten als ik echt nog niet wil of moet opstaan. Zo iets als dit. En eerlijk. Er is bitter weinig voldoening te vinden in de verbinding verbreken midden in de uitleg van een computer. De stekker van de telefoon uittrekken gaf dan weer net iets meer voldoening. Anders bellen die rotdingen om het half uur opnieuw en daar was ik ECHT niet voor in stemming. Indien dat nog niet helemaal duidelijk was. Echt niet. Maar computers verstaan over het algemeen genomen weinig van zulke fijn gevoeligheden zoals het uur of het inhaken midden in een zin.
Enkele uren en een heerlijke koffie later ben ik bereid te ontdekken wie die grapjas was die op, wat ik veronderstelde, oudejaarsavond persé iets moest inspreken. Blijkbaar had een zekere meneer P., om iets na zeven in de ochtend van de eerste dag van 2017, zich van nummer vergist. Ik moet tot mijn spijt bekennen dat zijn ietwat lustvolle verklaring voor mij als nogal een verrassing kwam, gezien de brave man in dit huis een onbekende was. Zijn passionele ‘ik kom af!’ heeft hem hopelijk uiteindelijk wel naar de juiste deur gebracht. En ik hoop voor hem dat, hoewel ze ongetwijfeld blij was geweest met een verwittiging, de dame in kwestie niet in dezelfde mate uit de lucht kwam vallen als ik. Hallo, 2017. Interessant kennis te maken.

woensdag 28 december 2016

De Anderen.

Een mama, haar vrouw en hun vriend. Een familie. Misschien bestaan ze. Ergens. Misschien bestaan ze alleen in mijn hoofd. Samen met een zoon of dochter, ergens in een huis. En ik ken hen. Ze leven en overleven in dezelfde wereld als ik. Ik hoop dat ik ze ken. Ik hoop dat iedereen hen kent. Mensen die anders zijn, anders leven. Mensen die kwetsbaar zijn maar niet zwak. Mensen die eerlijk en open zijn op een manier die ik verloren dacht in de wereld. Mensen die zichzelf zijn; niet ondanks de wereld rond hen, maar dankzij de wereld rond hen. For better or worse. Zonder excuses. Ik stel me het kind voor. In dat huis. Zeker van niets, behalve van de liefde. Ik stel me ‘tijd’ voor in dat huis. Die anders loopt, daar, dan hier. De tijd, die zich langs mij haast, stukje bij beetje opgevreten door de zon die hongerig over mijn hoofd heen jaagt, lijkt mij niet op te merken. De dag reeds gepasseerd in mijn onachtzaamheid; terwijl ik daar sta in vallend licht, verlamd door dat eindeloze rijtje van dingen die ik zou moeten doen en te veel zijn om gedaan te krijgen. Dingen halfslachtig begonnen; niet afgemaakt. Ik beeld mij dat huis in, waar de tijd geleefd wordt in momenten. Waar de tijd zelf, tijd maakt voor het nu. Bewust beleefd. Ook het ‘nu’ heeft lijstjes, daar niet van. Maar het ‘nu’ kijkt naar het volgende puntje. Een enkele taak die uitvoerbaar is. Overzichtelijk en overkombaar. Zoals elke reis, hoe ambitieus ook, begint met een voet voor de andere te zetten. En wanneer elke seconde een moment is, hoe kan de tijd daar dan niet vertragen? Hoe kan ze zich daar dan niet ten volle geven, aan het méér zijn dan onopgemerkte seconden, tik na tik wegkwijnend; opzij geschoven door de wijzers van een klok. Ik stel me het kind voor in dat huis. Stel me voor, hoe het zou zijn om zo te leven, terwijl de hond naast mij zachtjes jankt, geplaagd door een droom. En ik herinner me het ‘nu’. En de momenten die ik maak, nu, terwijl ik schrijf over mensen die ik amper ken maar die mijn hart vullen met dromen. En met hoop. En met liefde. Want ik hou van hen. Van die mensen die ik ken en toch niet ken. Die familie die leeft, ver van hier. Die kracht geven aan elkaar, elk van hen met een aanstekelijke glimlach en met zulk een grote ‘lebensfreude’ dat het sporen nalaat in ieder die het geluk heeft hen te mogen kennen. Dat is, als ze bestaan buiten mijn hoofd. Ik stel me het kind voor. Met iets van angst en hoop zet ik mijzelf op die plek. Waar er tijd is om elke seconde te beleven en de loden mantel van verwachtingen naast mij neer valt. Waar ik mijzelf durf zijn, onvoorwaardelijk en zonder terughoudendheid. Niet ondanks de wereld, maar dankzij de wereld. Sticks and stones, verwachtingen en assumpties… We maken er een kamp van. Een kamp van stokken en stenen, ons toegeworpen in vriendschap en in wrok, en we lijmen alles aan elkaar met veel hoop, een lach en een traan. Een kamp dat we alleen maar kunnen maken, dankzij de wereld om ons heen. Dat heeft die familie mij getoond.
Ik stel het me voor. Een kind, een mama, haar vrouw, hun vriend en ik.
Het wordt een prachtig kamp.
En de tijd? Die wacht op ons.